Hoe verder iemand in zijn dementie gevorderd raakt, hoe meer hij of zij een ander nodig heeft om zichzelf te zijn. Door op het juiste moment en op de juiste wijze in de juiste richting als het ware kleine trekjes en duwtjes te geven, kan iemand met vergevorderde dementie toch nog zichzelf wassen, de lepel vasthouden of het woord vinden dat zij kwijt was.
Verzorgende Joline gaat de kamer van Jan binnen en maakt hem wakker. Jan zit meteen monter op de rand van zijn bed. Joline: “Je krijgt eerst je bril”. Jan tikt kordaat zijn hakken tegen elkaar en staat dan op. Hij pakt niet de uitgestoken hand van Joline, maar vraagt wel dingen aan haar: “Zal ik het zelf doen?” Joline: “Wil je het zelf doen?” Ze doet een washandje om zijn hand en hij wast zichzelf. Joline: “Wil je een hemd aan?” Jan trekt nagenoeg zelf zijn hemd aan. Ze helpt hem met de blouse. Hij doet zelf de knoopjes. Joline: “Wil je zelf je sokken aandoen?” Jan: “Ja, dat kan wel.” Joline: “Toppie!” Jan lacht. Joline: “U ziet er goed uit!” Jan: “Ja hè?” En: “Voilà!”
Dan lijkt Jan wat minder te weten wat er moet. “Hier laten zien?” vraagt hij. Joline neemt hem mee naar de badkamer om tanden te poetsen. Dat doet Jan zelf. Hij vergeet de tandpasta, die Joline erop doet. Hij poetst daarna goed zijn tanden. Joline: “Top!”
“Zal ik een liedje?” vraagt Jan en doet parfum op. Nu gaan ze scheren met een apparaat. Jan doet het zelf. Joline scheert nog even na en Jan staat dat toe. Joline: “Zo, Top!” “En als laatste uw haar.” Jan zakt door de knieën voor Joline, die zegt: “Ik ben een beetje klein.” Jan verzekert haar: “Maar het gaat goed”. Jan, die altijd kapper is geweest, prutst nu zelf nog even aan zijn haar voor de spiegel. Joline vraagt: “Wil je nog een crèmepje op je gezicht? “Ja, dat zou ik.” Joline geeft de crème: “Smeer maar lekker uit over uw gezicht.” Dat doet Jan. Hij zet zijn bril op, doet zijn haar nog wat na. “Zijn we klaar?” vraagt Joline? “Nee,” zegt Jan, en blijft zijn haar en gezicht doen. Joline: “Het zit super”. Jan: “Is goed hè?” en lacht.’
Het is een ontroerende scène uit de dagen dat de onderzoeker mee mag kijken met het leven van Jan. En met zijn ochtendritueel, dat zoveel moeizamer wordt, als je niet goed meer weet welke dingen je hoe of in welke volgorde moet doen. Dat maakt onzeker: wat moest er met de tandenborstel en wat verwachten de mensen om me heen precies van me? Hoe kan ik mijn ‘ik’ en mijn eer bewaren?
Jan lijkt het prettig te vinden dat hij gestuurd en geholpen wordt in de handelingen die hij doet. Vaak herinnert hij zich wel hoe het ongeveer moet. Maar soms valt het niet mee, lukt het niet of is hij kwijt hoe het moest. Joline helpt hem dan, stuurt subtiel bij of neemt het – niet te veel en niet te weinig – even over. Een figuurlijk spalkje of een prothese daar waar nodig. Ze doen het duidelijk samen.
Jan kan zich, via Joline, tonen zoals hij is. Niet zoals hij helemaal is, of ooit was. Maar toch leren we hier Jan kennen. Op een gemoedelijke manier kunnen hij en Joline samen de, voor dit moment, meest vertrouwde versie van Jan zijn.
En eigenlijk geldt dat, op een andere manier, voor verzorgende Joline ook.
Uit: Judith Leest (tekst) en Wilco Versteeg (beeldverhaal), Zal ik een liedje? Een zoektocht naar hoe het is om iemand met vergevorderde dementie te zijn, Haarlem/Utrecht: Zorgbalans, Stichting Presentie, 2019, p. 68-69 (aangepast).
Herkenbaar beeld voor mij. Zelf zo veel mogelijk laten doen , maar wel bijvoorbeeld de dagelijkse pleister verwisselen.
Zó belangrijk, de mensen zelf nog laten doen wat maar kan, evt met wat bijsturen. Ik noem dat altijd ‘werken met je handen op je rug’!
Telkens als er bij ons (Inloophuis) nieuwe vrijwilligers komen, zie ik hoe gedienstig ze zijn en hoe graag ze willen zorgen.
Maar als je uitlegt wat het betekent voor de eigenwaarde van de persoon om zelf zoveel mogelijk te blijven doen, daagt het begrip … en we leren van elkaar ! Hoe mooi is dat ..
Dat is belangrijk sturen ! Dat doe ik ook met mijn man veel mogelijk zelf doen en wel af en toe voorzeggen wat er gedaan kan worden
Ik zou willen dat ik mijn echtgenoot ook zo zou kunnen ondersteunen, maar hij heeft daar andere ideeën over. Hij is dan heel eigenzinnig en poetst zijn tanden met zijn scheerapparaat. Stuk van tand afgeslagen. Wat zou het fijn zijn als hij zou willen luisteren naar wat ik probeer duidelijk te maken. Niet iedereen is even meegaand.